Watersporters worden op de bon geslingerd omdat ze met hun boot een vaartuigje slepen. Dat kan een onklare andere boot zijn, maar ook een skûtsje of een surfplank. Dit veroorzaakt knelpunten voor de watersport, stellen de Kamerleden Lutz Jacobi en Betty de Boer in vragen aan de minister van Infrastructuur en Milieu, Melanie van Haegen.
Al weken ‘jagen’ handhavers op slepers of argeloze toervaarders die iets achter hun boot hebben. Ze moeten dan een ‘Certificaat van Onderzoek’ kunnen tonen. Dat is namelijk verplicht voor sleepboten. En elke boot die sleept is volgens het Binnenvaartbesluit een sleepboot.
Dit staat op gespannen voet met andere regels in de BPR, zoals de plicht om een onklaar geraakte of vastgelopen boot te helpen. En het is strijdig met het eeuwenoude gebruik om op grotere schepen een (schippers)bootje achter de kont te hangen. Vrijwilligers bij de padvinderij (scouts) en zeilschool-leraren slepen vrijwel dagelijks hele vloten vletjes, valken en optimistjes naar ruim water en terug. Dat doen ze vaak met een gewone rib, zonder CvO. Reeds is een reddingboot (Harlingen) bekeurd omdat de schipper een jachtje meenam en niet bij de dichtstbijzijnde haven afleverde, maar bij de thuishaven.
Die praktijk is in Fryslân dagelijks waar te nemen, ook volgende week vrijdag als er op de Snitser Mar weer Skûtsje Undernimmers Dei van de Rotary SWF is.
Het Binnenvaartbesluit is vooral gericht op verbetering van de veiligheid. Dat is, gezien het ongelukken op het water, geen overbodige luxe. Het is vrijwel elk weekend wel ergens raak. Maar de regelgevers en handhavers draven nu door, vinden velen. Het probleem is volgens secretaris Fred van Beelen van de LVBHB dat er veel andere landen bij zijn betrokken, bijvoorbeeld die aan de grote rivieren zoals de Rijn en de Maas. Die hebben geen boodschap aan Nederlandse tradities, zodat er nauwelijks mee valt te praten. Toch willen Jacobi en De Boer nu dat de minister voor de watersport een uitzondering maakt. Hopelijk geldt die dan ook voor skûtsjes.